Gedicht Hoeksche Waard voor juli 2025
Voor Suze
Ik ben op jouw schreden teruggekeerd
van Numansdorp naar Strijensas
– een kleine bedevaart, dit klompenpad
langs Schuring, het Verloren Diep, voorbij het Land
van Essche en de Esscheplaat naar Strijensas:
een huis van steen, een pannendak.
Wie weet scheen de zon, de eerste lentedag,
zag je het werkvolk op het land,
hun hutten die tegen de dijk aanhingen,
vochtig nog, schuilend voor de wind.
De mannen, hun ruggen bruin als klei, gebogen.
De vrouwen, hun vroegoude ogen
volgden jou: geluksvogel
op weg naar de kolenkachel.
Tijdens het eten dacht je nog aan hen:
hun karig avondmaal van aardappels
en reuzel onder de eeuwig walmende
olielamp, hun schonkige gezichten,
hun bedeesde kinderen die jij
‘aap - noot - mies’ leerde lezen –
maar wat had je daaraan op het land?
Een dubbeltje wordt nooit een kwartje.
Je dacht aan hen, ook later, ver van huis,
toen je in Den Haag een hele dame was
tussen al die ginnegappende heren.
Hun kletspraat liet je koud – je liep
nog altijd met je kop in de stijve wind
langs de akkers, de hutten, de dijk af –
wat konden woorden je schelen zolang
de oostenwind zijn vlijmende tanden zette
in die doorschijnende hutten, zolang
jouw kinderen bij winternacht sterren
konden kijken door het dunne, rieten dak?
Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken,
zeiden de heren in hun krakende pakken,
en jij zag ze voor je, die schoffies, hun benige werkhandjes,
verlegen met de griffel na het oogstseizoen,
en je hart werd een haard,
je liep het vuur uit je sloffen,
brandde een leven lang,
en je dacht nog aan hen toen je begon te walmen
als het kousje van een olielamp.
Wie weet, ga je nog altijd langs de dijk,
Wie weet, leer jij ons lezen:
‘teun - vuur - gijs’,
en schrijven met de griffel op de lei:
‘Dit is branden.’
© Liesbeth Goedbloed 2025
Bijschrift: Suze Groeneweg (Strijensas, 4 maart 1875 - Barendrecht, 19 oktober 1940) was het eerste vrouwelijke Tweede Kamerlid in Nederland. Ze was onderwijzeres en een vurig pleitbezorgster van volksonderwijs.