Vorige | Inhoudsopgave | Volgende |
Toen ik jong was en schoon
Droeg ik een blauwe kroon
Toen ik oud was en stijf
Sloeg men mij op het lijf
En toen ik genoeg was geslagen
Werd ik door keizers en koningen gedragen.(1)
De Vlaamse versie van het vlasraadsel:
As ek was jonk en schone,
Droeg ‘k ‘m blauwe kroone;
As ek was aud en stijf,
Kreeg ek veel sla(g)en op mij’ lijf;
As ek die sla(g)en ha’ verdre(g)en,
Wierd ek van prinsen en keunenge gedre(g)en;
En as ek veur niet meer en docht,
Wierd ek deur de kinders in de schole gebrocht.(2)
Een versie van Pol de Mont:
Toen ik jong was en schoon
Droeg ik een blauwe kroon
Toen ik werd oud, stijf en voos
Werd ik geslagen vals en boos
Dan werd ik gedragen
Door hogen en lagen
Door laten en graven
Door laffen en braven
Toen men die eer me onwaardig vond
Toen hielp ik helen menige wond.(3)
Een variant op het Vlaamse vlasraadsel, gemaakt door een ’s-Gravendeelse vlasser in 1923 ter gelegenheid van het bezoek van Koningin Wilhelmina aan de landbouwtentoonstelling in Ridderkerk:
Toen ik was jong en schoon
Droeg ik een blauwen kroon
Toen ik werd oud en stijf
Kreeg ik een band om ’t lijf.
Ze hebben me laten zinken
Beladen, tot ik ging stinken.
Toen werd ik met vereende kracht
Van den last ontdaan, door elkeen veracht.
Ik werd op ’t land gezet, verfrischt door de natuur
Geborgen in de schuur
Hier werd ik gestooten, geknepen, geslagen
En eindlijk door Keizers en Koningen gedragen.
Volgens De Haan(4) zag de ’s-Gravendeelse versie er als volgt uit:
Toen ik was jong en schoon
Droeg ik een blauwe kroon.
Toen ik was oud en stijf
Sloegen ze mij een band om het lijf.
Toen hebben ze me laten zinken,
Totdat ik begon te stinken;
Toen mij weer op de kant gezet
En laten drogen van de pret.
Ik werd geboggeld en gekoggeld en krom geslagen
En later door koningen en prinsen gedragen.
Aan mijn dorpsvlassers (L. Nolen, januari 1921)
Fortuna brengt zijn zegen
Armoe is geen schande
Zoo ging het eens de boeren
Die twintig jaar geleden
Zoo ging den één den andere
Steeds erger kwamen slagen
Want niet alleen hun centen
Nog verder ging hun armoe
Geen vlasje kon men koopen
En op en drafje moest dan |
Zoo tobten eens de vlassers
Bedroefd zat men ter neder
Dat wij niet dieper zinken
Als nood is op zijn hoogste
Wat zij in twintig jaar
Met goud ging men betalen
Tien guldens maar mijnheertje
Zooals het hemelwater
Zijn huis kon hij weer koopen
En naar de Boerenleenbank |
Het vlas komt terug! (C. den Boer Dz.)(5)
De kunstvezel verdrong het vlas,
Een product dat er alle eeuwen was.
Wat een drukte bij, en over die Akzo!
Welk een toestand met dat hoerejong
Kunstmatig zijn ze gaan proberen
Hem het leven te creëren
Doch dat mooie echte kind
Ze vermoorden het heel gezwind
Ik vraag mij dan ook dikwijls af
Waarop trapten ze de zoon in ’t graf
Was hij dan die hulp niet waard
Die het hoerejong ervaart
De vlassers liet men staan in de kou
En nu zitten ze met de kunst in ’t nauw
Wat leefden van die echte zoon er veel
De landbouw, de veeteelt, de industrie in stee
Van de Dollard tot over de Schelde
Dit moet ik er even bij vermelden
Liet hij de guldens rollen voor schipper en boer
En nu is door kunstvezel het vlas op zijn retour
De Spoorwegen en de tram
Leefde er ook nog van
De vlasser investeerde wat hij kon
En dat bleef vaak niet onder de ton
Daarna kwam de weverij en spinnerij
Met aller hande arbeid in ’t getij
De kunstvezel was zijn zware concurrent
En nu loopt ook deze bedrijfstak naar het end
De gekken solden met het hoerejong-produkt
En maakten de eigen zonen stuk
Niemand wilde hem meer zien
Er verscheen een andere ster: misschien?
Doch berouwvol zullen ze gaan spreken
Over het vlas en hun geweten
Omdat ze het vlas voor ’t grootste gedeelte lieten gaan
En nu voor de stukken zijn komen te staan
Mensen leef nu met de onechte voort
Tot hij ook moet overboord
Wat het vlas, nu op zijn retour, het komt terug
Het man dan gaan niet al te vlug
Surrogaat kan het op de duur niet winnen
Daar, van het vlas, komt het fijnste linnen.